'Bidden en Werken',
Cisterciënzers in Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen, 1183-1645
In 1098 trok Robert van Molesmes (1027-1111) met enkele gezellen naar het woeste Citeaux om daar in volledige afzondering te kunnen bidden en werken. Het initiatief van deze monniken heeft destijds een beweging in gang gezet die in de Europese kerkgeschiedenis op een dergelijk grote schaal nog niet was voorgekomen. Binnen korte tijd was de toenmalige Christelijke wereld met Cisterciënzerabdijen overdekt. Van daaruit werden woeste gronden in cultuur gebracht, bossen gerooid, veengebieden ontgonnen, polders ingedijkt en belangrijke waterstaatkundige werken uitgevoerd. Na de heruitvinding van de baksteen in Denemarken werden de kloostergebouwen die de monniken in onze streek bewoonden meestentijds in dit door hen zelf vervaardigde materiaal gebouwd.
Tot op de dag van vandaag is de aanwezigheid van de Cisterciënzers tastbaar aanwezig. De polders, doorsneden met kromme dijken, de sluisjes, de resten van kloostergebouwen, verschillende straat- en veldnamen, het zijn allen getuigen van de macht en glorie van weleer.
'Cisterciënzers in Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen' probeert wat meer licht te werpen op de stichtingen die door de abdijen van Ten Duinen, Ter Doest, Boudelo en Cambron in Zeeuws-Vlaanderen zijn gedaan.
Om de banden die bestonden tussen de afzonderlijke stichtingen en de moederabdijen in Vlaanderen tot uiting te laten komen is ervoor gekozen om van de betrokken abdijen de ontstaansgeschiedenis in beknopte vorm te beschrijven. De abdij van Cambron vormt een uitzondering; zij ligt in Henegouwen, maar wordt vanwege haar activiteiten in Zeeuws-Vlaanderen toch besproken.
In 1183 werd door de Vlaamse graaf Boudewijn IX aan de abdij het Kluizenhof toestemming verleend voor het bedijken van gronden in de omgeving van het huidige Kloosterzande. Om die reden is dit jaar als beginpunt van het boek gekozen. Onder leiding van prins Frederik Hendrik veroverden de Staatse legers in 1645 Hulst en omgeving op de Spanjaarden waarmee definitief een einde kwam aan de macht van de Cisterciënzers in dit gebied (het huidige Zeeuws-Vlaanderen, vanaf 1648 Staats-Vlaanderen genoemd). In de rest van Vlaanderen viel het doek voor de witte monniken pas in 1794 met de komst van de Franse revolutielegers die een eind maakten aan elke vorm van georganiseerd religieus leven.
De lezing
Deze bestaat uit de volgende onderdelen.
-een inleiding over het ontstaan van de kloosters in het algemeen en de daarop volgende ontwikkelingen tot de Franse Revolutie.
-het ontstaan van de orde van Citeaux en de latere Trappisten.
-het grondplan van een klooster en de verschillende gebouwen.
-het leven in een Cisterciënzer klooster.
-stichtingen van de Cisterciënzers in Zeeuws-Vlaanderen.
De lezing kan ook gecombineerd worden met een proeverij van verschillende Trappistenbieren. Hierbij wordt uitleg gegeven over het brouwproces en het unieke karakter waarin de bieren zich van elkaar onderscheiden.